Angst: normale reactie of al pathologisch?
Hoewel angst in veel situaties een tastbaar, waarschuwend en zelfs stimulerend nut heeft, wordt zij door de betrokkenen altijd als onaangenaam ervaren. Wanneer een gewone angst pathologisch wordt, kan niet in algemene termen worden beantwoord. Dit hangt in wezen af van de mate waarin het eigen leven door angst wordt beïnvloed. Zo kan een specifieke angstreactie voor een bepaalde situatie door de ene persoon als bedreigend worden ervaren, terwijl een ander louter voorzichtig reageert. Uiteindelijk is echter zelfs de classificatie als bedreiging niet voldoende om de reactie als pathologisch te bestempelen. Verschillende factoren spelen hierbij een rol.
Wanneer angst pathologisch wordt
Wanneer angst
- het eigen vermogen om te handelen aanzienlijk beperkt
- domineert het dagelijks leven en
- het permanent belasten van de eigen emotionele wereld
zijn er tekenen van een ernstige angststoornis die therapeutische behandeling kan vereisen.
Deskundigen beschouwen een aandoening als pathologisch wanneer de angst
- is onredelijk sterk in verhouding tot de trigger
- gebeurt zonder reden of
- niet op een redelijke basis kan worden verklaard.
Fobische stoornissen en andere angststoornissen worden geclassificeerd volgens de ICD-10, de International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems. Dit geldt ook voor de wijdverbreide gegeneraliseerde angststoornis, die in de ICD-10 is opgenomen onder F41.1.
Gegeneraliseerde angst – De angst voor alles en iedereen
In tegenstelling tot specifieke angsten (niet-zieke fobieën), die alleen in bepaalde situaties of tegenover specifieke voorwerpen in het dagelijks leven tot een angstreactie leiden, heeft gegeneraliseerde angst meestal een chronisch verloop. Dit betekent dat het elke dag bepaalt en al meer dan zes maanden duurt.
Wie aan deze angststoornis lijdt, lijdt aan overmatige angst, die alle terreinen van het leven kan beïnvloeden. Zij vrezen bijvoorbeeld dat een zakelijke afspraak mis kan gaan, dat er een ongeluk kan gebeuren tijdens een lange autorit, dat hun eigen kind niet slaagt voor een examen of dat hun eigen familieleden iets ergs kan overkomen. In veel gevallen maken ze zich buitensporig veel zorgen over een bepaalde kwestie en houden ze zich er non-stop mee bezig. Als de gevreesde gebeurtenis dan niet meer kan plaatsvinden, vinden de getroffenen snel een ander angstonderwerp waarover ze dan weer onophoudelijk kunnen herkauwen.
Het voortdurend piekeren bij deze ziekte gaat gepaard met verhoogde basisspanning, waakzaamheid en rusteloosheid, wat vaak leidt tot slaapstoornissen en depressie. Bovendien moeten de getroffenen aanzienlijke verliezen in hun levenskwaliteit aanvaarden, vooral omdat zij in voortdurende angst leven. Omdat angst een constante metgezel wordt, kunnen alledaagse taken en activiteiten niet adequaat en geconcentreerd worden uitgevoerd.